Toen Achab aan Izebel meedeelde wat Elia allemaal gedaan had en hoe hij alle profeten met het zwaard had gedood, stuurde Izebel een bode naar Elia met de boodschap: ‘De goden mogen mij dit aandoen en nog erger als ik u niet binnen vierentwintig uur het lot van de profeten heb laten delen.’ Toen hij dat gehoord had, probeerde hij zijn leven in veiligheid te stellen en vertrok naar Berseba, dat tot Juda behoorde. Daar aangekomen liet hij zijn dienaar achter. Na een tocht van een dag in de woestijn kwam hij bij een bremstruik. Hij ging eronder zitten. Hij wilde sterven en zei: ‘Het wordt mij teveel, heer; laat mij sterven want ik ben niet beter dan mijn voorvaders.’ Daarna ging hij onder de bremstruik liggen en sliep in. Maar opeens stootte een engel hem aan en zei tegen hem: ‘Sta op en eet.’ Hij keek op en daar zag hij aan zijn hoofdeinde een koek, op gloeiende stenen gebakken, en een kruik water. Hij at en dronk en viel weer in slaap. Maar opnieuw, voor de tweede maal, stootte de engel van de heer hem aan en zei: ‘Sta op en eet; anders gaat de reis uw krachten te boven.’ Toen stond hij op, at en dronk, en gesterkt door dat voedsel liep hij veertig dagen en nachten, tot hij de berg van God, de Horeb* bereikte. (1Kon 19, 1-8)